In dit blogartikel neem ik je mee in de risico’s van CBD. Wanneer behoor jij tot de risicogroep ?
Om alles in de juiste context te plaatsen, zal ik naast CBD ook kort ingaan op Cannabis en THC. Deze begrippen worden nogal eens door elkaar gehaald.
Veel Leesplezier en vragen zie ik graag terug in de comments onderaan de pagina.
Is CBD voor jou risicovol ?
Het endocannabinoïd systeem speelt een belangrijke rol in neurologische en rijpingsprocessen waaronder pruning en de ontwikkeling van witte stof (aanleg/versteviging van nieuwe banen), processen die vooral actief zijn tijdens de adolescentie. In Nederland lag het percentage recente en actuele cannabisgebruikers onder 15-16 jarige scholieren in 2015, evenals in 2011, boven het Europese gemiddelde. Van de scholieren die in de afgelopen maand cannabis hebben gebruikt, zegt bijna de helft (45%) dat zij dit in de afgelopen maand wel eens onder schooltijd (tijdens tussenuren of in de pauze) hebben gedaan. Berekend als percentage van alle scholieren gaat het om 2,5% van alle leerlingen (Van Dorsselaer et al., 2016). In 2011 was dit 3,0% van alle scholieren (Verdurmen et al., 2012).
Uit meerdere onderzoeken komt naar voren dat de leeftijd waarop wordt begonnen met cannabisgebruik belangrijk is voor het optreden van (blijvende) negatieve effecten.
- THC heeft een negatieve invloed op processen als neurale proliferatie, morfogenese, migratie en synaptogenese (Berghuis et , 2005; Kim & Thayer , 2001; Mulder et al., 2008).
- In verschillende artikelen en reviews wordt aannemelijk gemaakt dat de adolescentie een kwetsbare fase is waarin THC kan interfereren met de ontwikkeling van het brein, met langdurige gevolgen (Schneider, 2008; Bossong & Niesink, 2010; Rubino e.a., 2011). Hiervoor geldt dat des te eerder men begint met cannabisgebruik, des te hoger het risico op (blijvende) nadelige
- Exogene cannabinoïden, zoals THC via cannabisrook, interfereren met het natuurlijk functioneren van het endocannabinoïde systeem, wat het aannemelijk maakt dat langdurig gebruik van veel cannabis tijdens deze levensfase de neurologische rijpingsprocessen verstoort (Bossong & Niesink, 2010; Lubman, et , 2015). Cannabisgebruik neemt dus een aanvang op het moment dat het menselijk brein in een kwetsbare periode is.
Dierexperimenteel onderzoek heeft aannemelijk gemaakt dat de leeftijdgebonden effecten van cannabis op het cognitief functioneren afhankelijk zijn van de vordering in het rijpingsproces van de neurale circuits (Dinieri & Hurd, 2012).
- Preklinisch onderzoek in knaagdieren heeft aangetoond dat herhaalde blootstelling aan THC een grotere negatieve impact heeft op werkgeheugen, object herkenning en pre-puls inhibitie van adolescente knaagdieren dan van volwassen knaagdieren (Solowij et al., 2012; Lubman, et al., 2015).
- Chronische toedienen van THC aan adolescente ratten veroorzaakt persistente verstoringen in het geheugen voor objectherkenning die niet worden gezien bij volwassen ratten die dezelfde behandeling hebben ondergaan (Schneider & Koch, 2007; Quinn et al., 2008).
- Ook is bij deze, tijdens de adolescentie met THC-behandelde adolescente, ratten sprake van veranderingen in de expressie van hippocampale eiwitten die betrokken zijn bij adolescent-specifieke geheugenprocessen (Quinn et , 2008).
- Zelfs een eenmalige toediening van THC heeft bij adolescente ratten een groter negatief effect op ruimtelijk en niet-ruimtelijk leren dan bij volwassen ratten (Cha et al., 2006).
Resultaten van een onderzoek waarbij adolescente apen gedurende een periode van 6 maanden herhaaldelijk werden blootgesteld aan THC ondersteunen de resultaten uit het onderzoek bij adolescente ratten (Verrico et al., 2014).
- De dosering waaraan de apen werden blootgesteld kwam volgens de onderzoekers overeen met de hoeveelheid waaraan mensen zichzelf aan THC blootstelden, wekelijks twee joints per 5 Deze herhaalde toediening had een negatief effect op de resultaten voor een test op ruimtelijk werkgeheugen maar niet op de resultaten voor een object herkenningstaak (Verrico et al., 2014).
- Opnieuw blijkt hieruit dat de negatieve effecten van THC op cognitie bij dieren duidelijker zijn en meer persistent wanneer de blootstelling van het endogene cannabinoïde systeem samenvalt met de actieve ontwikkelingsfase van de betreffende neuronale
Ook uit onderzoek bij de mens is gebleken dat de effecten van cannabis op het neurocognitief functioneren en gelijktijdige neuro anatomische aanpassingen groter zijn wanneer mensen al tijdens de (vroege) adolescentie zijn gaan gebruiken (Zie ook bijlage IV: Tijd effect relaties in de toxicologie).
- Helaas zijn er niet veel gecontroleerde studies waarin de effecten van blootstelling tijdens de adolescentie kunnen worden vergeleken met blootstelling uitsluitend tijdens het volwassen
- Sommige studies waarbij adolescente en jong volwassen cannabisgebruikers met behulp van structurele beeldvorming zijn onderzocht rapporteren een afname in het volume in verschillende corticale en subcorticale regio’s (Batalla et , 2013), maar de resultaten in verschillende onderzoeken lopen sterk uiteen (Jacobus. & Tapert , 2014; voor een overzicht, zie Brumback et al., 2016).
Er zijn verschillen gevonden in de omvang van de orbitofrontale cortex (OFC) bij adolescente cannabisgebruikers in vergelijking met niet-gebruikende leeftijdsgenoten, maar een kleiner volume van de orbitofrontale cortex (OFC) bij 12 jarigen bleek juist ook weer een voorspeller van cannabisgebruik op 16-jarige leeftijd. Daarmee zou een verschil in de omvang van de OFC eerder een kwetsbaarheidsfactor zijn voor later cannabisgebruik dan een gevolg van blootstelling aan THC (Cheetham et al., 2012).
- Hoewel een kleiner volume van de hippocampus is geassocieerd met de aanvangsleeftijd van cannabisgebruik, is deze associatie minder sterk/consistent dan de associatie die is gevonden tussen een vermindering in grootte van de hippocampus en de totale hoeveelheid cannabis die is
- Dit zou erop duiden dat de gevonden structurele veranderingen in de hippocampus eerder het gevolg is van de duur en intensiteit van het cannabisgebruik dan specifiek het gevolg van een vroege aanvang van het gebruik (Lorenzetti et , 2014).
Onderzoek met behulp van een methode waarmee de structuur van de witte massa kan worden onderzocht (diffusion tensor imaging; DTI) heeft uitgewezen dat deze structuur van mindere kwaliteit is bij jongeren die vaak cannabis gebruiken ten opzichte van jongeren uit een controlegroep van niet-gebruikers (Jacobus & Tapert, 2014). De gevonden negatieve neuro anatomische effecten bleken te correleren met gemeten negatieve effecten in neurocognitief functioneren.
Verschillende onderzoeken met behulp van functionele MRI (fMRI) laten een verhoogd BOLD signaal zien in tabak-gerelateerde gebieden bij jonge cannabisgebruikers in vergelijking met niet-gebruikende controles (Jacobus & Tapert, 2014).
- In een fMRI-onderzoek vergeleken Jager c.s. 51 13-19-jarige jongens die in hun leven minstens 200 keer cannabis hadden gebruikt met jongens van dezelfde leeftijd die nog nooit cannabis hadden De cannabisgebruikers vertoonden bij het uitvoeren van een werkgeheugen gerelateerde taak een grotere activering in prefrontale gebieden in de hersenen dan de controles (Jager et al., 2010).
- Ook andere onderzoeken met behulp van fMRI laten zien dat adolescente cannabisgebruikers bij het uitvoeren van bepaalde taken meer hersengebieden activeren dan niet-gebruikende controles. Op deze manier zouden de cannabisgebruikers compenseren voor een verslechtering van de activiteit in andere gebieden.
Om de invloed van cannabisgebruik op hersenfuncties te onderzoeken analyseerden Lorenzetti c.s. alle 13 tot op heden gepubliceerde studies in adolescente chronische cannabisgebruikers (13 -18 jaar) waarin met behulp van fMRI werkgeheugen, gedrags- inhibitie en beloningstaken waren onderzocht (Lorenzetti et al., 2016).
- In de meeste onderzoeken werd bij cannabisgebruikers ten opzichte van controles tijdens het meten van gedragstaken een verandering in hersenfuncties gemeten, maar werden geen veranderingen op gedragsniveau Met andere woorden, er werd gemeten dat de hersenen bij de cannabisgebruikers anders ‘werkten’, maar dat dit niet was te merken in de taak die werd uitgevoerd. De meest consistent gerapporteerde verschillen werden gevonden in het frontaal-pariëtale netwerk, een systeem dat betrokken is bij de controle over cognitieve processen.
- Er was een duidelijke associatie tussen zwaar cannabisgebruik (veel, frequent gebruik) en veranderde Slechts in enkele van deze onderzoeken was voldoende gecontroleerd voor mogelijke confounders (gelijktijdig tabaksgebruik, alcoholgebruik, ander drugsgebruik, familiare voorgeschiedenis van psychiatrische problematiek).
- In veel van deze studies bleek dat het tijdstip waarop met het gebruik van cannabis was begonnen correspondeerde met de veranderde hersenfuncties wat er op duidt dat de effecten cannabis specifiek zijn en ook specifiek voor de (vroege) adolescentie. Maar omdat niet werd gecorrigeerd voor ander middelengebruik, psychische gesteldheid en andere verstorende variabelen die op zich ook allemaal een verstorend effect op de hersenfunctie kunnen hebben, kan niet geconcludeerd worden dat de waargenomen effecten specifiek door cannabis werden
Ook in termen van neurocognitief functioneren lijkt het erop dat degenen die al tijdens de adolescentie zijn begonnen met cannabisgebruik minder goed functioneren op het gebied van visueel-ruimtelijke aandacht (Ehrenreich et al., 1999), verbale ‘fluency’ (Gruber et al.,2012) en remming van gedrag (Meier et al., 2012) dan degenen die pas op volwassen leeftijd met cannabisgebruik zijn begonnen.
Op basis van de Nieuw Zeelandse Dunedin studie, een langdurig prospectief onderzoek naar de mogelijke gevolgen van cannabisgebruik, is geconcludeerd dat bij mensen die al tijdens hun adolescentie een cannabisverslaving hadden en met het gebruik bleven doorgaan tot op volwassen leeftijd, op 38-jarige leeftijd een achteruitgang in IQ gezien wordt van 8 punten (Meier et al., 2012; Zie ook §4.4).
Eén van de beperkingen van het onderzoek naar de invloed van cannabis op puberhersens tot dusver is dat ze bijna allemaal uitgaan van de leeftijd van de proefpersoon (waarbij het begin van gebruik vóór de 15-17-jarige leeftijd als vroeg wordt bestempeld), terwijl in feite uitgegaan moet worden van de biologische leeftijd (de ontwikkeling) van de persoon, dus van bepaalde ontwikkelingskenmerken waarmee veel nauwkeuriger het ontwikkelingsstadium van de hersenen van de onderzochte personen kan worden vastgesteld (Blakemore et al., 2010; Zie ook bijlage IV Tijd effect relaties in de toxicologie.).
Van Gastel c.s. bestudeerden de samenhang tussen cannabisgebruik en psychosociaal functioneren in (jonge) Nederlandse adolescenten en jong volwassenen. Zij onderzochten met behulp van vragenlijsten jonge cannabisgebruikers op algemene psychische problemen.
Bij (pre)adolescenten (11 – 16 jaar) werd naar emotionele problemen, hyperactiviteit, antisociaal gedrag en problemen met leeftijdsgenoten gekeken, bij jongvolwassenen werd gekeken naar klachten op gebied van angst, depressie, somatisatie, dwang en obsessies, interpersoonlijke overgevoeligheid, vijandigheid en achterdocht.
- In de groep van (vroeg)adolescenten bleken cannabisgebruikers een verviervoudigd risico te hebben op psychische Er was echter geen dosis-respons-relatie. Het verhoogde risico werd daarom niet verklaard door het cannabisgebruik zelf, maar doordat cannabisgebruik vaak voorkwam in combinatie met andere risicofactoren. De overlap met risicofactoren voor psychische gezondheid was groot, het betrof: regelmatig alcoholgebruik, roken, gebruik van harddrugs, regelmatig spijbelen, school niet leuk vinden en regelmatig afwezig zijn door ziekte.
- Deze resultaten wijzen erop dat de samenhang tussen cannabisgebruik en psychische problemen het beste kan worden verklaard door het feit dat beiden sterk samenhangen met andere factoren en dus indirect verbonden
- In het onderzoek naar de samenhang tussen cannabisgebruik en psychische problemen bij jongvolwassenen (18-30 jaar) bleek er een significante samenhang tussen cannabisgebruik en psychische problemen, ook na correctie voor confounders. Dit doet vermoeden dat er in deze groep gebruikers een directe relatie tussen de cannabisgebruik en psychische problemen
- Ook was er een dosis-respons-relatie tussen cannabisgebruik en psychische klachten; wekelijkse gebruikers hadden een grotere kans op psychische klachten dan maandelijkse Dit was onafhankelijk van de leeftijd waarop iemand voor het eerst cannabis had gebruikt, en dus niet uitsluitend te wijten aan een blijvend schadelijk effect van vroeg gebruik.
- Verder bleek dat cannabisgebruik bij vrouwen vaker wijst op psychische problemen dan bij mannen. Op grond hiervan pleiten de onderzoekers er voor om cannabisgebruik te beschouwen als een risico-indicator van psychische
Met behulp van de CAPE vragenlijst (CommunityAssessment of Psychic Experiences) deden Van Gastel c.s. ook onderzoek naar de mogelijke samenhang tussen cannabisgebruik en psychotische ervaringen onder jonge Nederlandse adolescenten van 12-16 jaar (Van Gastel et al., 2012). Psychotische ervaringen liggen ergens in het continuüm van de afwezigheid van psychotische symptomen enerzijds tot een klinische psychose aan de andere kant van het spectrum.
- Deelnemers aan het onderzoek die cannabis gebruikten, gaven vaker aan (milde) positieve psychotische ervaringen te hebben dan deelnemers die geen cannabis gebruikten. Er was een onafhankelijke dosis-respons relatie: hoe vaker iemand had geblowd, hoe meer positieve psychotische ervaringen hij
- Opvallend was dat jongeren die aangaven meer dan een jaar geleden te hebben gebruikt, maar tegenwoordig niet meer, net zo veel positieve psychotische ervaringen hadden als de jongeren die op dit moment nog zwaar gebruikten (40 keer of vaker in het afgelopen jaar).
- Dit is in lijn met de hypothese dat vroeg gebruik kan leiden tot een blijvende beschadiging van het zich ontwikkelende brein, die zich uit in een verhoogde kwetsbaarheid voor psychose (Bossong en Niesink, 2010).
Van Gastel c.s. onderzochten ook het effect van de beginleeftijd (retrospectief) en de intensiteit van gebruik (Van Gastel et al., 2013, Van Gastel 2013).
- Gevonden werd dat hoe lager de beginleeftijd, des te groter de kans op positieve en negatieve psychotische
- Voor het op jonge leeftijd beginnen met cannabisgebruik en zwaar gebruik (frequent en veel) vonden zij overtuigende aanwijzingen dat deze kunnen leiden tot een verhoogd risico op psychotische
- Hetzelfde gold voor de intensiteit van gebruik: hoe meer iemand gebruikte, hoe groter de kans op psychotische ervaringen in de positieve, negatieve en depressieve dimensie. Deelnemers die meer dan zeven joints per week hadden gebruikt, hadden een verdrievoudigde kans op psychotische Voor gebruikers in de op één na hoogste categorie, gelijk aan zo’n drie tot zeven joints per week, was deze kans verdubbeld.
- De samenhang tussen cannabisgebruik en psychotische ervaringen wordt volgens deze onderzoekers vermoedelijk veroorzaakt door een reeds bestaande kwetsbaarheid, in de vorm van een aanleg voor psychotische ervaringen of door een verzameling van andere risicofactoren, die op hun beurt samenhangen met cannabisgebruik kunnen leiden tot psychotische ervaringen en uiteindelijk een psychose.
Ook de rol van het dagelijks roken van sigaretten op de associatie tussen cannabisgebruik en het optreden van psychotische symptomen is door Van Gastel c.s. onderzocht (Van Gastel et al., 2013). Daarbij vonden zij een verschil tussen het optreden van psychotische ervaringen tussen frequente en niet-frequente cannabisgebruikers.
- Het dagelijks roken van sigaretten op jonge leeftijd heeft een even sterke relatie met de frequentie van optreden van psychotische ervaringen als maandelijks blowen (= niet-frequent cannabisgebruik).
- De relatie tussen maandelijks blowen (=niet frequent blowen) en psychotische ervaringen wordt sterk beïnvloed door het roken van sigaretten; degenen die een aanleg hebben tot psychotische ervaringen zijn eerder geneigd sigaretten te gaan roken en te gaan blowen.
- Zwaar cannabisgebruik blijkt daarentegen wel degelijk een onafhankelijke risicofactor, onafhankelijk van het (dagelijks) roken van sigaretten, voor het optreden van psychotische Cannabisgebruik op jonge leeftijd verhoogt niet alleen het risico op een cannabisverslaving, maar ook het risico op schoolverlaten, verminderde schoolprestaties en het beïnvloedt mogelijk de cognitieve ontwikkeling en de hersenontwikkeling (Hall 2015; Volkow et al., 2016).
- Cohortonderzoek in Australië, Nieuw Zeeland, Zweden, Engeland en de Verenigde Staten laat zien dat regelmatig cannabisgebruik en gebruik op jonge leeftijd slechtere schoolprestaties en werkloosheid in de toekomst voorspelt (Sillins et al., 2014; Fergusson et , 2015; Danielsson et al., 2015; Curran et al., 2016; Stiby et al, 2015).
- Niet alle jongeren lopen hetzelfde risico op Uit een studie die 816 personen van hun 16e tot 30e volgde, bleek ook dat adolescenten met een “externaliserende”16 stoornis in de kindertijd meer kans hebben op een cannabisstoornis. Dit was niet het geval voor “internaliserende” stoornissen (Farmer et al., 2015).
Andersom gaan gedragsproblemen vaak vooraf aan het cannabisgebruik. Gedragsproblemen op jonge leeftijd voorspellen cannabisgebruik in de adolescentie (Farmer et al., 2015).
- Echter, psychische problemen, zoals teruggetrokken gedrag, angstklachten en depressie voorspellen niet of jongeren later cannabis gaan gebruiken (Farmer et , 2015). Jongeren met sociale angst hebben zelfs minder kans cannabis te gaan gebruiken, vermoedelijk komt dat omdat ze minder omgaan met leeftijdsgenoten (Nelemans et al., 2015).
- Daarnaast is er een overlap van risicofactoren, die zowel het risico op cannabisgebruik als probleemgedrag kunnen vergroten (Verweij et , 2013) en beide kunnen onderdeel zijn van een breder patroon van afwijkend gedrag (Lee et al., 2011; Pingault et al., 2013).
- Erfelijke aanleg speelt in dit verband tussen gedragsproblemen en cannabisgebruik in de adolescentie voor jongens een belangrijkere rol dan bij meisjes, voor deze laatsten lijkt de omgeving het belangrijkst (Verweij et al, 2016).
Omdat het endocannabinoïde systeem inwerkt op de geslachtshormonen en meisjes meestal eerder beginnen met de puberteit dan jongens, kan het beginnen met cannabisgebruik in de puberteit eventuele sekseverschillen aan het licht brengen.
- In de paar studies naar acute effecten van cannabis of THC op de (ontwikkeling van de) hersenen zijn tot nu toe maar weinig sekse specifieke verschillen gevonden, hoewel bij chronisch gebruikers mogelijk wel sprake is van dergelijke verschillen (Crane et al., 2013).
16 Externaliserende gedragsproblemen: naar buiten, op anderen, gerichte gedragsproblemen zoals ongehoorzaamheid, agressiviteit, vernielzucht, driftbuien. Internaliserende gedragsproblemen: naar binnen gerichte gedragsproblematiek zoals faalangst, gesloten of teruggetrokken leefwijze, eenzaamheid, laag zelfbeeld.
- In één studie waarin dit werd onderzocht bleek cannabisgebruik op jonge leeftijd bij meisjes wel een negatief effect te hebben op geheugen maar niet bij jongens (Crane et al., 2015).
- In hetzelfde onderzoek werd verrassend genoeg ook gevonden dat het op jonge leeftijd beginnen met cannabisgebruik leidde tot betere prestaties voor wat betreft besluitvorming in zowel mannelijke als vrouwelijke
De rijping van de PFC en de verbindingen met het limbisch systeem vindt bij meisjes eerder plaats dan bij jongens (Lenroot & Giedd, 2010), en dit verschil kan hebben bijgedragen aan de gevonden sekseverschillen in de effecten van adolescent cannabisgebruik (Crane et al., 2015; Bossong et al., 2012). Het gebrek aan voldoende onderzoek naar sekseverschillen in de effecten van cannabis maakt het moeilijk om definitieve conclusies te trekken, ook hier geldt dat resultaten van toekomstig onderzoek wat dat betreft ons inzicht verder moeten vergroten.
Het is bekend dat jongeren met een bepaalde genetische aanleg voor schizofrenie vaker blowen, als ze de ziekte (nog) niet hebben. Alleen prospectief longitudinaal onderzoek, onderzoek waarbij jongeren al onderzocht worden nog vóórdat met cannabisgebruik wordt begonnen, kan uitsluitsel geven over eventuele causaliteit, of over de bijdrage van cannabisgebruik aan blijvende structurele en functionele veranderingen.
- Het type onderzoek dat daarvoor opgezet zou moeten worden zou vergelijkbaar moeten zijn met het NEXT-onderzoek voor ecstasy, maar dan nu voor
- Lopende onderzoeken die mogelijk kunnen bijdragen aan het inzicht in de relatie cannabis-hersenontwikkeling-gedragseffecten zijn de Rotterdamse Generation R studie en de ABCD-study in the USA (http://www.addictionresearch.nih.gov/abcd- study) voor cannabis. In beide laatste prospectieve onderzoeksgroepen worden kinderen gevolgd vanaf zeer jonge leeftijd, ver voordat van enig drugsgebruik sprake is.
Uit diverse casusbeschrijvingen blijkt dat cannabinoïden, zowel THC als synthetische cannabinoïden, een acute psychose kunnen induceren. Een dergelijke psychose kan aanhouden tot na de intoxicatie, maar is vaak binnen een maand ook weer verdwenen. Daarentegen is de blootstelling aan cannabis vóór en/of tijdens de adolescentie geassocieerd met een risico op een persisterende psychotische stoornis op volwassen leeftijd. Dit verband is vrij consistent, door verschillende onderzoekers in verschillende onderzoeken aangetoond, laat een dosis-respons-relatie zien en is, op basis van dierexperimenteel onderzoek, biologisch plausibel.
Maar, omdat cannabis niet noodzakelijk is om een blijvende psychotische stoornis te veroorzaken wordt gezegd dat het om een “component cause” gaat, een factor die interacteert met andere factoren die kunnen leiden tot een psychose. Overigens geldt dit voor ieder risicofactor voor schizofrenie (genetische factoren, migratie, slachtoffer van kindermishandeling).
Hoewel verschillende onderzoeken dus suggereren dat de leeftijd bij aanvang van cannabisgebruik een belangrijke rol speelt in de ontwikkeling van een blijvende psychose, hebben de onderzoeken die tot dusver zijn gedaan naar causaliteit en de richting van de causaliteit van de relatie tussen cannabisgebruik en psychose niet tot consistente resultaten geleid. Zo is de vraag of cannabisgebruik wel of niet voorafgaat aan prodromale symptomen, of dat het gebruik van cannabis een gevolg is van prodromale symptomen nog steeds een punt van discussie.
Onderstaand figuur: Interactie van cannabisgebruik vóór/tijdens de adolescentie of na de adolescentie met reeds aanwezige kwetsbaarheidsfactoren en de kans op later psychische, sociale en/of cognitieve stoornissen.
Vrijwel iedereen is het er daarom over eens dat om dit vraagstuk op te lossen grote prospectieve langdurige longitudinale onderzoeken nodig zijn. Maar het moge duidelijk zijn dat er in een dergelijk onderzoek veel interacties tussen kwetsbaarheidsfactoren en cannabisgebruik enerzijds en psychosen (of andere psychische effecten op latere leeftijd) mogelijk zijn.
Om dit te illustreren zijn in bovenstaand figuur de belangrijkste van de combinaties die in zo’n onderzoek aan de orde zullen komen schematisch weergegeven.
- Op de eerste plaats zijn er degenen die helemaal geen cannabis gebruiken (A 1t/m 4); van die groep zullen de meesten geen psychose ontwikkelen (A1), bij hen waarbij sprake is van een bestaande kwetsbaarheid (A3) zal het risico om een psychose te ontwikkelen groter zijn, maar ook zullen er psychosen op kunnen treden bij mensen waarbij van een dergelijke kwetsbaarheid geen sprake is (A2) of waarbij een dergelijke kwetsbaarheid niet tot een psychose of andere aandoening zal leiden (A4).
- Dan is er de groep die al vóór of tijdens de adolescentie begint met het regelmatig gebruik van cannabis (B1 t/m B4). Ook hiervoor geldt dat sprake kan zijn van het wel (B2 en B3) of niet (B1 en B4) ontwikkelen van een psychotische of andere stoornis. In deze groep zou een verschil tussen degenen met (B3 en B4) en degenen zonder kwetsbaarheid (B2) kunnen uitwijzen of frequent en intensief cannabisgebruik alleen al voldoende is om een psychotische stoornis te
- Uit de verschillen tussen de groep die al tijdens de adolescentie met cannabisgebruik start (groep B) en degenen die dat pas op latere leeftijd, na de adolescentie, gaan doen (groep C) kan geconcludeerd worden of een vroeg begin met cannabisgebruik
inderdaad belangrijk is en of het pas op latere leeftijd beginnen inderdaad nauwelijks of geen extra risico met zich meebrengt.
Uit het longitudinaal prospectief onderzoek kan ook worden opgemaakt of kwetsbaarheids- factoren aanleiding geven tot het vroeger beginnen met cannabisgebruik. Overigens zal de praktijk ongetwijfeld weerbarstiger zijn, zo zullen ook combinaties tussen de groepen B en C mogelijk zijn (gebruik tijdens adolescentie èn op latere leeftijd). Daarnaast spelt uiteraard ook de dosering/blootstelling een rol (hoeveel en hoe frequent, welke type cannabis (THC- gehalte) wordt er gebruikt?). Dergelijke prospectieve langdurige longitudinale studies zullen veel informatie opleveren. Desondanks zullen zelfs met dergelijke groot opgezette onderzoeken een aantal vragen waarschijnlijk nooit helemaal opgelost kunnen worden.
De uitkomsten van het onderzoek van Van Gastel c.s. laat zien dat preventiestrategieën die zich richten op zwaar en vroeg gebruik kunnen helpen in het verminderen van de prevalentie van psychotische ervaringen. De resultaten impliceren echter ook dat strategieën die ontworpen zijn om cannabisgebruik in zijn algemeenheid te laten afnemen, zonder het in ogenschouw nemen van andere risicofactoren, niet leiden tot een verbetering van de algemene volksgezondheid. Als matig cannabisgebruik inderdaad slechts een risico-indicator is, in plaats van een oorzaak van psychische problemen, zou een afname in gebruik niet leiden tot een afname in klachten.
Voor de preventie van psychotische symptomen en schizofrenie, vaak een belangrijk beleidsdoel, lijkt een focus op cannabisgebruik ook niet kosteneffectief. In 2009 berekenden Hickman en collega’s dat er meer dan 5.000 mannen of bijna 10.000 vrouwen van cannabisgebruik zouden moeten worden weerhouden om één persoon voor een psychose te behoeden (Hickman et al., 2009).
De invloed van THC en CBD
In de literatuur wordt geclaimd dat de adolescentie met betrekking tot de blootstelling aan THC een kwetsbare periode is. In de praktijk zijn er echter weinig humane gegevens over blootstelling aan cannabis gedurende een bepaalde periode in de adolescentie waarbij het effect van bepaalde typen cannabis (sterk versus minder sterk) is onderzocht. Weliswaar is er een dosis-respons relatie gevonden tussen cannabisgebruik in de adolescentie en vroege volwassenheid met verschillende negatieve effecten, zoals een verminderd cognitief functioneren (Bolla et al, 2002) en psychische gezondheidseffecten zoals psychose en depressie (Degenhardt & Hall, 2006; Troisi et al., 1998; Van Gastel, 2013) en is er een associatie tussen cannabisgebruik in de adolescentie en de ontwikkeling van een stemmingsstoornis (Womack et al., 2016), maar over de oorzaak-gevolgrelatie is in de literatuur nog steeds veel discussie.
Ook van eventueel beschermende effecten van CBD voor THC-geïnduceerde negatieve effecten zijn, afgezien van enkele indirecte onderzoeksresultaten, geen onderzoeksgegevens bekend. Vergelijking van de effecten van cannabisgebruikers die tijdens de adolescentie (alleen) hasj rookten met degenen die alleen (sterke) wiet rookten zou meer opheldering kunnen bieden. Praktische uitvoerbaarheid en deels ethische bezwaren maken dergelijk onderzoek moeilijk.
Einde
Nu zijn we aan het einde gekomen van dit artikel. Ik hoop dat ik je heb kunnen helpen met het maken van de juiste keuze. Zo niet, dan hoor ik dat graag in de comments hieronder. Ook als je iets aan dit artikel hebt gehad, hoor ik dat graag.